Door wetlands van een specifieke regio in kaart te brengen aan de hand van gedetailleerde satellietbeelden en veldobservaties, kunnen we verschillende watervogelhabitats aflijnen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan rietvelden, slikken en schorren. Per soort maken we op die manier nauwkeurige kaarten van stopoverplaatsen, die samen een migratienetwerk vormen. Wanneer we op deze netwerken modellen toepassen die rekening houden met de richting van migratie, de hoeveelheid habitat die beschikbaar is per wetland en de begrensde dispersieafstand van watervogels, kunnen we de soortspecifieke connectiviteit binnen habitatnetwerken simuleren. Deze analyses laten ook toe om op verschillende geografische schalen zowel grote als kleinere wetlands te identificeren die de connectiviteit van het hele netwerk ondersteunen. Uit onderzoek toegespitst op Griekenland en Libië, twee ankerpunten voor de oversteek van de Middellandse Zee, blijkt dat binnen het studiegebied een beperkt aantal wetlands als belangrijke knooppunten opduiken voor verschillende watervogelsoorten. Een volgende stap is om de resultaten van deze analyses te toetsen aan geobserveerde migratiepatronen, en na te gaan hoe deze simulaties gebruikt kunnen worden om de connectiviteit van wetlands gericht te ondersteunen in praktijk.
Bron: Merken R, Deboelpaep E, Teunen J, Saura S & Koedam N (2015) Wetland suitability and connectivity for trans-Saharan migratory waterbirds. PLOS ONE 10(8):e0135445. doi: 10.1371/journal.pone.0135445.
De cirkels op deze kaarten duiden het belang aan van wetlands voor de connectiviteit van het hele habitatnetwerk. Hogere (dPC-)waardes (grotere cirkels) duiden sites aan die in grotere mate de connectiviteit ondersteunen. Voor de volgende soorten werd het habitatnetwerk onder de loep genomen: A. Purperreiger (Ardea purpurea); B. Ralreiger (Ardeola ralloides); C. Kleine zilverreiger (Egretta garzetta); D. Steltkluut (Himantopus himantopus); E. Krombekstrandloper (Calidris ferruginea); F. Zwarte stern (Chlidonias niger); en G. Bosruiter (Tringa glareola). Paneel H. toont de gemiddelde waarde per wetland voor de zeven soorten – een resultaat dat vrij goed overeenkomt met de patronen voor de soortspecifieke analyses. Afbeeldingen van vogels zijn van Joachim Teunen en Joris Everaert.
___________________________________________________________________
Door wetlands in kaart te brengen, kunnen we migratienetwerken opstellen om trekvogels beter te beschermen, wat internationale samenwerking vereist.
_________________________________________________________________
Aangezien migrerende soorten in tijd en ruimte staatsgrenzen overschrijden, vormt hun bescherming een internationale uitdaging. In Europese lidstaten is naast de Ramsar Conventie, die wereldwijd meer dan tweeduizend wetlands beschermt, het ‘Natura 2000’ netwerk uitgetekend. Een van de twee wettelijke pijlers, de Vogelrichtlijn, heeft specifieke aandacht voor ‘een gunstige staat van instandhouding’ van vogelpopulaties en legt lidstaten bepaalde maatregelen op, zoals het beschermen van specifieke gebieden. Het Natura 2000 netwerk vormt echter geen continuüm over het hele Europese grondgebied, waaronder in de Balkan. Het is dus de vraag of het bestaande netwerk van beschermde gebieden, ook buiten Europa, voldoet om een proces als migratie in stand te houden, en dat kan blijven doen in het licht van klimaatsverandering. Het is vrijwel zeker dat hierin een belangrijke rol is weggelegd voor (onderzoek naar) connectiviteit, tot aan de grenzen van het verspreidingsgebied van trekvogels. En goede ‘tankstations’.