Keert Nemo, zoals in de Disneyfilm, braaf naar zijn vader terug en groeit hij in zijn veilige thuishaven op? Of gaan de echte anemoonvissen eigenlijk als larve op avontuur en zoeken ze een adoptiegezin ver weg? Op deze en vele andere vragen wil Filip Huyghe, doctoraatsstudent Mariene Biologie aan de VUB, een antwoord vinden. Want het antwoord zou wel eens cruciaal kunnen zijn voor de broodnodige bescherming van koraalriffen.

Filip onderzoekt het verspreidingspatroon van jonge skunk anemoonvissen (Amphiprion akallopisos) tussen de koraalriffen rond het eiland Unguja, Zanzibar, voor de kust van Tanzania. Jonge anemoonvissen verplaatsen zich als larve in het water (meer daarover kan je hier lezen) en door hun verspreiding in kaart te brengen komen we te weten welke koraalriffen het belangrijkst zijn voor het voortbestaan van vispopulaties, en welke koraalriffen dus het best beschermd worden. Dat schreef Filip eerder al in dit artikel. Voor dit onderzoek verblijft hij tweemaal zes maanden op Zanzibar en verzamelt hij al duikend stalen van de anemoonvissen, die hij dan aan de VUB zal gebruiken voor DNA onderzoek om de echte papa en mama van Nemo te vinden. (Al zou Nemo’s papa ook wel eens Nemo’s mama kunnen geworden zijn.) Filip vertelt.

Het meten van self-recruitment, of het deel van de larven dat na het rondzwerven in het water naar hun geboorterif terugkeert, kan enkel op een geografisch beperkte schaal gebeuren en het is heel arbeidsintensief. Het is immers zaak om genetische informatie te verzamelen van een zo groot mogelijk gedeelte van de populaties op de verschillende riffen om een zo accuraat mogelijke analyse te kunnen maken. We kiezen één bepaalde vissoort die model staat voor alle vissen op het rif. Het is de bedoeling om een weefselstaal te nemen van alle volwassen exemplaren van de gekozen soort en dan nog eens zoveel mogelijk juvenielen uit een bepaalde periode. Door het DNA van juvenielen met oudere exemplaren te vergelijken, is het mogelijk om te bepalen welke de ouders van de juvenielen zijn en dus wat hun rif van oorsprong is. Het is hierbij belangrijk om een vissoort te kiezen die tegelijk makkelijk te vinden is, waarvan je de oudere exemplaren van de jongere kan onderscheiden, en waarvan je onder water makkelijk een weefselstaal kan nemen.

Je kan de leeftijd en het geslacht van een anemoonvis aan de hand van de lengte van de vissen bepalen. Bovendien planten anemoonvissen zich elke maand tussen volle en nieuwe maan voort, zodat er zich ook elke maand nieuwe larven kunnen verspreiden. De vissen zijn ook klein genoeg om onder water te vangen en een stukje vin als weefselstaal te nemen. Nadat ze een stukje vin, dat achteraf terug aangroeit, hebben afgestaan, kunnen de anemoonvissen terug vrijgelaten worden en hoeven we ze dus ook niet te doden. We meten dan ook hun lengte op, en bewaren het weefselstaal achteraf in ethanol om het daarna voor DNA-analyse naar Brussel mee te nemen.

Als locatie voor het onderzoek, kozen we het eiland Unguja in de Zanzibar archipelago voor de kust van Tanzania. Ten Westen van Unguja, voor de belangrijkste stad Stone Town, liggen een aantal kleine eilandjes en zandbanken met telkens een koraalrif van enkele honderden meters lang errond. Al deze riffen zijn een paar kilometers van elkaar gescheiden. Ook aan de Zuidkant van het eiland en langs de Oostelijke en Noordelijke kust zijn op sommige plaatsen koraalriffen. Eén enkel koraalrif, rond het eilandje Chumbe, is effectief beschermd. Tienduizenden vissers hangen voor hun levensonderhoud van het lokale ecosysteem af. Ons onderzoek is erop gericht om op deze riffen na te gaan hoeveel larven van de skunk anemoonvis naar hun geboorterif terugkeren en hoeveel er zich naar andere riffen verplaatsen. Zorgt de beschermde populatie op Chumbe voor export naar andere riffen, en ontvangt Chumbe zelf voldoende nieuwe recruten? Is de bescherming van Chumbe voldoende om de gehele populatie op de verschillende riffen in stand te houden, of zou een extra gebied beschermd moeten worden? Op deze vragen hopen wij binnenkort een antwoord te kunnen geven. Gedurende twee periodes van 6 maanden in 2015 en 2016 zijn we op alle riffen rond Unguja gaan duiken en hebben een staal genomen van alle vissen die we konden vinden. Een hele onderneming, met als resultaat meer dan 3.000 stalen. We hopen de analyse midden 2017 af te ronden.