‘Valorisatie’ duikt steeds meer op in onderzoekskringen, maar: wat is het nu precies, wie doet het al, en waarom? In het kader van een overkoepelend VUB-ULB-USL-B project vroeg de R&D-Onderzoekscel Data en Beleid (OCDB) van de VUB 727 academische personeelsleden van Brusselse kennisinstellingen naar hun betrokkenheid bij en perceptie over valorisatie. Zo hebben academici meer ervaring met sociale valorisatie terwijl de focus bij de financiering op economische valorisatie ligt. Tijdgebrek door andere academische verplichtingen blijkt de grootste valorisatiedrempel.
Hoe 727 Brusselse onderzoekers aan valorisatie doen & erover denken
Naast onderwijs en onderzoek vormt maatschappelijke dienstverlening de derde kernactiviteit van elke Vlaamse universiteit. Hoewel het voor velen vaag klinkt, biedt die pijler net de meeste kansen om het brede publiek te laten genieten van wat er aan een universiteit gebeurt. De Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI) definieert valorisatie van wetenschappelijk onderzoek als ‘het omzetten en/of bruikbaar maken van academische kennis voor niet-wetenschappelijke derden’. Bij economische valorisatie primeert de financiële meerwaarde, zoals een consultancy-opdracht, ontwikkeling van een commercieel product, spin-off, octrooi- of patentaanvraag… Sociale valorisatie gaat dan weer voor maatschappelijke meerwaarde: een boek, lezing of workshop voor een breed publiek, krantenartikel, lesmateriaal … In tegenstelling tot sociale valorisatie krijgt de economische variant heel wat beleidsaandacht, maar de sociale vormen zijn zeker niet minder nuttig, Cijfermateriaal over valorisatieactiviteiten ontbrak echter. VUB-onderzoekers Jelena Dobbels, Wouter Kesbeke en prof. Walter Ysebaert van R&D-Onderzoekscel Data en Beleid (OCDB) vroegen daarom 727 academische personeelsleden van de drie Brusselse universiteiten (ULB, VUB en USL-B) naar hun betrokkenheid bij en perceptie van valorisatie. 52% van hen is actief in de sociale en humane wetenschappen, 33% in de exacte en toegepaste wetenschappen, 18% in de medische wetenschappen.
Zo goed als de helft van de respondenten heeft ervaring met valorisatie van onderzoeksresultaten: de meerderheid (29%) met sociale valorisatie, kleinere groepen met economische valorisatie (11%) en beide vormen (10%). Onderzoekers of promotoren in de humane humane/sociale wetenschappen krijgen veel vaker te maken met sociale valorisatie (39%) dan economische (4%) of beide vormen (11%). Gelijkerwijs zijn respondenten uit de exacte en toegepaste wetenschappen vaker betrokken bij economische (21%) dan sociale valorisatie (15%) of beide vormen (11%). Brussels en Vlaamse overheidsfinanciering en –ondersteuning richten zicht echter in hoofdzaak op economische valorisatie. Sociale valorisatie komt weinig of niet aan bod in de betoelaging van hogeronderwijsinstellingen en andere mechanismen, een gigantisch veld van valorisatieactiviteiten mist dus omkadering. De bijdrage van onderzoek via sociale valorisatieactiviteiten valt wel moeilijk te meten, terwijl het huidige beleid steeds vaker op kwantificeerbare prestaties en output leunt.
De drie onderzoekers peilden ook naar de meningen over valorisatie. Een stevige helft van de respondenten (54%) ging akkoord met de stelling dat elke onderzoeker aan valorisatie moet doen, een grotere groep (62%) vond echter dat onderzoekers vrij moeten zijn om al dan niet te valoriseren. Wie al ervaring heeft met valoriseren, haalt vooral persoonlijke en maatschappelijke redenen aan, zoals onderzoek toegankelijk maken voor een breder publiek. Helaas blijkt de weg naar concrete valorisatie nog hobbelig. 85% van de ervaringsdeskundigen noemt tijdgebrek door andere academische verplichtingen als de grootste drempel, gevolgd door tekorten aan aangepaste financieringskanalen (64%) en aan waardering in beoordelings- en allocatiemechanismen (60%). Wie nog niet valoriseert, haalt naast tijdsgebrek en financiering ook gebrek aan valorisatiekennis als redenen aan. De bestaande beoordelings- en allocatiemechanismen zouden niet aanzetten tot valorisatie, waardoor ‘believers’ het inderdaad wel vooral moeten doen uit persoonlijke interesse en maatschappelijke overtuiging, minder uit professionele opportuniteit of noodzaak.
Dobbels, Kesbeke en Ysebaert concluderen dat deze inzichten een plaats verdienen in het ruimere debat over de maatschappelijke betrokkenheid van universiteiten en hogescholen en vragen meer aandacht voor sociale valorisatie in Vlaanderen. Als wetenschapscommunicatoren, bruggenbouwers tussen onderzoek en maatschappij, kunnen wij dat alleen maar toejuichen!
De enquête maakt deel uit van een onderzoek naar de brede impact van het hoger onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, op initiatief van het Brussels Studies Institute (BSI) via financiering van ULB, VUB en USL-B. Meer informatie over dit deelonderzoek staat als “Hoe onderzoekers werkelijk denken over valoriseren” in de eerste TH&MA (Tijdschrift voor Hoger onderwijs & Management) van 2015.