We beginnen deze fun fact friday met een Belg, en met het idee dat astronauten ook maar mensen zijn. Stel dat je als eerste een kunstwerk op de maan wilt plaatsen, dan kan dat dus misschien geregeld worden tijdens een etentje waar ook een astronaut aanwezig is. Dat is exact hoe de Belgische kunstenaar Paul Van Hoeydonck als eerste (en voorlopig als enige) een vrij permanente tentoonstelling in deze nogal stoffige expositieruimte kon bemachtigen. “The Fallen Astronaut” is een aluminium beeldje van 8,5cm groot dat door de bemanning van de apollo 15 missie op de maan werd achtergelaten. Deze lichtgewicht gevallen astronaut doet dienst als eerbetoon aan alle astronauten en kosmonauten die tijdens ruimtemissies het leven lieten.
…maar astronauten zijn niet de enigen die in de ruimte soms het laatste licht zien. Ook sterren zijn er na verloop van tijd aan voor de moeite. Een ster geeft het beste van zichzelf dankzij nucleaire fusie: kleine atomen worden op elkaar gedrukt en versmelten tot zwaardere atomen, waarbij er zoveel energie vrijkomt dat de ster begint te stralen. Enter zonlicht. Maar als de voorraad kleine atomen opgebruikt is, valt de uitwaartse druk van nucleaire fusie weg, en dan klapt een ster door haar eigen zwaartekracht in elkaar. Exit zonlicht. Er is voorlopig echter geen reden tot paniek: het begin van het einde is pas ingepland over 4 miljard jaar.
Een bal met ongeveer de massa van de zon en de ongeveer grootte van de aarde die nog wat laatste restjes energie uitstraalt: zo zien de laatste dagen van onze zon eruit. Een onwaarschijnlijke astronoom die op dat moment nog in de kosmische buurt rondwaart zou er het etiket ‘witte dwerg’ op kleven. Sterren die veel zwaarder zijn dan de zon kunnen echter eindigen in nog veel exotischere levensvormen, waarvan zwarte gaten waarschijnlijk het meest tot de astronomische verbeelding spreken. Gelukkig hoeven we niet te wachten tot na de zonnekundige apocalyps om zulke objecten in onze buurt te bestuderen: er woont een supermassief exemplaar in het centrum van ons melkwegstelsel. Al betekent ‘in de buurt’ hier wel een afstand van 246 000 000 000 000 000 km.

Sagittarius A*, de radiobron die hoogstwaarschijnlijk de locatie is van een supermassief zwart gat.

Ook zwaartekrachtgolven nemen een bijzondere plek op het lijstje van door astronomen razend interessant gevonden fenomenen. Zo interessant zelfs dat onderzoekers wel heel graag de eersten zouden zijn om de directe waarneming ervan te rapporteren. Alleen is dat geen eenvoudige aangelegenheid: een langskomende zwaartekrachtgolf, door diezelfde onderzoekers gemeenzaam beschreven als een rimpeling van de ruimtetijd, rekt de ruimte uit over een afstand veel kleiner dan een atoomkern. Toch is een team wetenshappers van het LIGO experiment er aan de hand van een ingenieuze opstelling in geslaagd deze golven te detecteren. Of dat hopen ze toch. Er zijn namelijk drie leden van het team die een vals signaal op de detector mogen loslaten, en daarna mogen ze dit verzwijgen tot de data-analyse afgerond en de pers voor de conferentie verzameld is. Dat kunnen ze doen (en deden ze al eerder) om wishful thinking te temperen –tenslotte zijn ook astronomen maar mensen…

__________________________________________________________________

“Indien je nog een oude televisie op zolder hebt liggen kan je zelf eens een kijkje nemen naar het begin van ons universum: een klein deel van de ‘sneeuw’ of de ruis die je ziet op lege kanalen is het resultaat van kosmische achtergrondstraling. “

__________________________________________________________________

  … mensen die soms haast bij toeval iets ontdekken en daar vervolgens de nobelprijs fysica voor krijgen. Arno Penzias en Robert Woodrow Wilson waren in de jaren 60 aan het werk bij Bell Laboratories toen ze met een zeer gevoelige radioantenne een signaal detecteerden dat ze niet konden verklaren. Eerst dachten ze dat het signaal het resultaat was van enkele duiven die hun opstelling tot openbaar vogeltoilet hadden gemaakt. Uiteindelijk bleek het een detectie van de kosmische achtergrondstraling te zijn, een verschijnsel dat een belangrijk bewijs levert voor het bestaan van de big-bang. In 1978 kregen ze dan ook een nobelprijs voor hun, eerder toevallige, ontdekking. Indien je nog een oude televisie op zolder hebt liggen kan je zelf eens een kijkje nemen naar het begin van ons universum: een klein deel van de ‘sneeuw’ of de ruis die je ziet op lege kanalen is het resultaat van kosmische achtergrondstraling.

Eindigen doen we dan weer met de Belg die als eerste die big-bang heeft voorgesteld: Georges Henri Joseph Édouard Lemaître. Belg, priester, kosmoloog en professor in de fysica, maar helaas voor zijn naamsbekendheid geen Amerikaan. Hijzelf noemde zijn model de hypothese van het oeratoom, of ook wel ‘het kosmische ei’, terwijl zijn wetenschappelijke tegenstanders het spottend hadden over ‘the big bang’. Tijd en het elimineren van duivenstront hebben in dit geval in het voordeel van de priester gespeeld, en hoewel de term big-bang nog steeds gebruikt wordt, is naast Hoeydonck ook Lemaître een Belg die uiteindelijk iets waardevol in dit universum achterliet.