To work or not to work? Op 1 mei alvast niet, want dan is het Dag van de Arbeid, de feestdag van de arbeidersbeweging.  Benieuwd naar de oorsprong? Arbeiders maakten vroeger lange dagen, werden slecht betaald en deden uitputtend werk. Sinds 1 mei 1889 wordt er op deze dag jaarlijks gedemonstreerd voor betere arbeidsomstandigheden. Wij verzamelden daarom enkele interessante feiten over ‘arbeid’!

#1 Hoe oudere leerkrachten burn-outs tegengaan

Onderzoek heeft aangetoond dat burn-out voornamelijk voorkomt bij zogenoemde contactberoepen als verplegers, dokters, maatschappelijk werkers en leerkrachten. Filip Van Droogenbroeck en Christophe Vanroelen, twee onderzoekers verbonden aan de vakgroep Sociologie van de Vrije Universiteit Brussel, gingen hierop voort en identificeerden via bevragingen bij senior leerkrachten (45- tot 65-jarigen) in Vlaanderen een aantal werkcondities die burn-outverschijnselen kunnen verminderen of versterken. Zo rapporteerden oudere leerkrachten minder emotionele uitputting en meer persoonlijke bekwaamheid. Uit enkele bevindingen blijkt dat er een zogenoemd ’healthy worker‘-effect optreedt aan het einde van de carrière, waarbij leerkrachten die zich opgebrand voelen hun job vroeger verlaten terwijl gemotiveerde, gelukkige en gezonde leerkrachten langer blijven lesgeven. Voor leerkrachten blijken positieve interpersoonlijke relaties op het werk en autonomie van cruciaal belang in die strijd tegen burn-out. (Overmatig) papierwerk zou volgen het onderzoek een van de belangrijkste oorzaken van ontevredenheid bij leerkrachten.

 

#2 Een nieuwe job is als verliefdheid

De manieren waarop mensen met een nieuwe job zich aan een organisatie binden, vertonen opvallende gelijkenissen met verliefdheid. Onderzoekers aan de faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen van de Vrije Universiteit Brussel toonden dat aan in een onderzoek in samenwerking met Nederlandse universiteiten. VUB-onderzoeker Joeri Hofmans stelt dat de gevoelens die de  werknemers ervaren tegenover hun nieuwe organisatie net zo divers zijn als die bij een beginnende relatie.

 

 #3 Vaker klachten in ‘flexjobs’ dan stabiele standaardjobs

Werknemers in kwetsbare jobs of banen met flexibele werkuren hebben vaker gezondheids- en welzijnsklachten dan hun collega’s in stabiele standaardjobs, blijkt uit een recent VUB-onderzoek. Sociologen Karen Van Aerden en Christophe Vanroelen analyseerden data van 30.000 werknemers uit de European Working Conditions Survey en onderscheidden drie soorten ‘atypische’ jobs waarin flexibiliteit een grote rol speelt. Zo heeft 15% van de Europese werknemers een kwetsbare job, met deeltijds werk, contractuele instabiliteit, lage verloning, geringe vormingsmogelijkheden en weinig inspraak. Intensieve precaire jobs (14%) worden gekenmerkt door contractuele instabiliteit, weinig inspraak en vormingsmogelijkheden en lange, onregelmatige en asociale werktijden. Portfolio-jobs (10%) ten slotte, bevinden zich net aan de top van de arbeidsmarkt. Deze werknemers hebben goede arbeidsvoorwaarden, met als uitzondering lange, onregelmatige en asociale werktijden. Vooral werknemers met intensieve precaire jobs scoren slecht. Ze hebben een slechtere lichamelijke en mentale gezondheid, zijn minder gemotiveerd en geven vaak aan hun werk niet te zullen volhouden tot aan hun pensioen. Werknemers in kwetsbare jobs tonen gemiddeld een relatief slechte mentale gezondheid en een lage werkmotivatie. Bij de portfolio-jobs liggen de problemen vooral op het vlak van een slechte werk/privé-balans en de mogelijkheid om het werk vol te houden tot aan het pensioen.

 #4 Vrije tijd is vrij recent

Het aspect ‘vrije tijd’ hangt samen met loonarbeid en werkuren is typisch iets voor onze tijd, legt VUB-historicus prof. Dries Tys uit op Ikhebeenvraag.be. Mensen in de Keltische periode bijvoorbeeld, van de 8ste eeuw voor Christus tot de 1ste eeuw na Christus, waren in de eerste plaats bezig met landbouw om iedereen van voedsel te voorzien, maar er waren ook ambachtslieden die goederen produceerden. De landbouw bepaalde het ritme: in de lente werd het veld voorbereid, in de zomer en vroege herfst geoogst en verwerkt en in de late herfst en de winter werd er gewerkt aan ambachten en gerust. Vrije tijd als tijd om te bekomen van stresserende werkuren, zoals nu, was er niet. Maar er was ook geen druk of stress om de productiviteit te verhogen  Ze waren rustig”bezig” met landbouw, werken, rusten, maar zonder duidelijke lijn tussen werk en vrije tijd. Wat bleef er dan over als ‘vrije tijd’? Vooral de avond, afhankelijk van de hoeveelheid licht. ‘s Avonds praatten mensen en herstelden ze werktuigen. Ze vertelden daarbij verhalen, zongen, feestten op bijzondere momenten en kinderen speelden.

#5 Meer dan de helft van de Vlaamse jongeren heeft betaald bijbaantje

Het JeugdOnderzoeksPlatform (JOP) van de UGent, VUB en KU Leuven vroeg in 2013 Vlaamse jongeren van 14 tot 30 jaar of ze naast hun studies werken. Ongeveer de helft (53,6%) blijkt een bijbaantje te hebben. De meerderheid werkt enkel tijdens de vakantieperiode (27,9% van alle jongeren), 14,5% werkt zowel tijdens het schooljaar als tijdens de vakantie. Iets meer dan 11,2% werkt enkel tijdens het schooljaar. Meisjes hebben in vergelijking met jongens vaker een bijbaantje naast hun studies en hebben dat ook vaker gedurende het gehele jaar. Naarmate jongeren ouder worden, hebben ze meer bijbaantjes. Jongeren die hoger onderwijs volgen, werken meer en intensiever. Daarnaast werken jongeren uit het TSO vaker naast hun studies dan jongeren uit ASO en BSO. 15,4% van de jongeren uit het ASO heeft een bijbaantje gedurende het hele jaar tegenover 11,8% van de jongeren uit het BSO. Het aantal jongeren tussen 14-25 jaar met een bijbaantje is in de periode 2006 tot 2014 relatief constant gebleven. Wel werd er in 2014 meer tijdens het schooljaar en minder tijdens de vakantieperiode gewerkt in vergelijking met 2006.