Op zondag 24 november 2019 vond het wonderlijke Wetenschapsfestival plaats in Muntpunt, hartje Brussel. Tientallen wetenschappers tekenden present om je wetenschappelijk onderzoek en innovatie te laten ontdekken. Hieronder laten we vijf VUB-onderzoekers aan het woord die je die dag hebben meegenomen in de wondere wereld van de wetenschap. Ze vertellen je graag wat meer over hun recentste werk en onderzoek.
Secret Biology Brussels Escape Room
De onderzoeksgroep Structural Biology Brussels (SBB) aan de Vrije Universiteit Brussel maakt ook deel uit van het Center for Structural Biology van het Vlaams Instituut voor Biotechologie. Het onderzoek focust op de ontrafeling van de moleculaire opbouw van het leven: hoe werken de moleculaire pompen in onze celmembranen, hoe werken de motors die ons lichaam in beweging brengen, hoe schakelt adrenaline moleculaire schakelaars aan, waar binden antibiotica …? We gebruiken hiervoor een groot aantal state-of-the-arttechnieken zoals X-ray crystallografie, nuclear magnetic resonance (NMR) en cryo electronenmicroscopie, gecombineerd met eiwitchemie, biochemie, biofysica, bio-informatica en computationele structurele biologie.
Ons onderzoek naar fundamentele aspecten van biologie en biochemie heeft ook belangrijke industriële en biomedische applicaties. Als we begrijpen hoe eiwitten werken, kunnen we ook begrijpen waarom kleine foutjes in deze eiwitten leiden tot ziekte. Zo kunnen we bijvoorbeeld de moleculaire oorzaak van bepaalde genetische aandoeningen acherhalen. Of, als we begrijpen hoe bacteriën resistent worden aan antibiotica kunnen we rationeel nieuwe antibiotica gaan ontwikkelen.

Inge Van Molle
Inge Van Molle behaalde haar doctoraat in de Bio-Ingenieurswetenschappen in 2009 aan de Vrije Universiteit Brussel, in de groep Structural Biology Brussels, waar ze ook assistent was. Na een paar jaar onderzoek in het buitenland kwam ze terug naar haar alma mater als post-doctoraal onderzoekster.

Gustaaf Cornelis
Gustaaf Cornelis doceert argumentatietheorie aan de VUB, waar hij ook onderzoeksvaardigheden en wetenschapsethiek geeft. Daarnaast is hij verbonden aan de Universiteit Antwerpen met vakken als omgevingspsychologie en filosofie. Hij publiceert regelmatig zeer toegankelijke boeken, waaronder ‘Het kleine klimaatboek’ en ‘Met hamer en scheermes’, dat filosofische middeltjes aanreikt om (op verantwoorde wijze) je gelijk te halen.
Dagelijks Gemanipuleerd
Een hekel heb ik eraan, dat mensen proberen te manipuleren. Vorige week nog. Het debat over abortus laait weer op. Het gaat er nu om dat sommige politici de ingreep later in de zwangerschap willen toelaten. Andere politici reageren, waaronder Valerie Van Peel. En wat zei ze onlangs op Radio1? “Bij vijf of zes maanden zwangerschap moet een vrouw echt bevallen. Dan moet men de baby laten sterven.” Nee, op zes maanden is dat nog steeds een foetus. Maar als ze de correcte benaming had gebruikt, tja, dan was haar boodschap niet overgekomen. Kijk, dat is manipulatie: door te spreken van een kind tijdens de zwangerschap suggereert ze dat abortus op kindermoord neerkomt. De techniek heet ‘framing’. Het gaat over woordkeuze.
Worden we gemanipuleerd door filosofen? Natuurlijk. Terwijl klimaatexperten voortdurend aan de alarmbel trekken dat het echt wel de verkeerde kant uitgaat tenzij we nu, meteen, vandaag onze CO2-uitstoot drastisch verminderen (en iedereen kan er zijn of haar steentje toe bijdragen) zijn er een handvol filosofen die doodleuk aankondigen dat we gewoon kunnen blijven doen wat we doen want dat de wetenschappelijke ontwikkeling ons wel uit de nood zal helpen. We hebben het altijd kunnen bolwerken, dus ook in de toekomst. Niemand wil natuurlijk graag zijn of haar verworven vrijheden prijsgeven. Er wordt ingespeeld op die diepe koppigheid van de mens: de irrationale drang om nog liever het onheil tegemoet te gaan dan van vrijheid beroofd te worden. Geloof in wetenschappelijke vooruitgang, maar dan wel zonder klimaatwetenschap te erkennen.
Worden we gemanipuleerd door wetenschappers? Jazeker. Wetenschappers zullen wanneer ze willen, aangeven dat iets ernstigs is, bv. wijzen op de 10% kans die je loopt om te sterven. Maar als ze je willen overtuigen van het feit dat datzelfde best wel oké is, benadrukken ze dat het in 90% van de gevallen heilzaam is. Het onderzoek dat heeft geleid tot deze tegengestelde conclusies is exact hetzelfde: het is een kwestie van woordkeuze. Nogal wat onderzoekers zijn ijdel en komen dan ook graag in de media (ik pleit schuldig). Een aantal gaat echter te snel door de bocht en geeft resultaten al te voorbarig vrij. Ze manipuleren de media met hun spectaculaire vondsten zoals ‘bewijs tegen de relativiteitstheorie van Einstein’. Dergelijke beweringen moeten eerst grondig onderzocht worden vooraleer je ermee naar buiten komt. Als dat gebeurt, merk je als onderzoeker al snel dat je een domme fout hebt gemaakt. Politici, filosofen, wetenschappers: ze manipuleren. Maar ze zijn zeker niet de enigen. Dagelijks worden we door onze medemens in de luren gelegd.
Dokter Theo’s waanzinnig gewichtige weetjes
De recentste Belgische cijfers tonen aan dat bijna 20% van de jongeren tussen 2 en 17 jaar oud overgewicht heeft, en bijna 6% zelfs lijdt aan obesitas. Kinderen en jongeren die aan obesitas lijden, hebben een verhoogd risico om complicaties zoals suikerziekte en hart- en vaatziekten te ontwikkelen. De aanpak van overgewicht en obesitas op de kinderleeftijd en het voorkomen van complicaties ervan zijn daarom een enorme uitdaging binnen het huidige gezondheidsklimaat.
Ondertussen weten we uit wetenschappelijk onderzoek dat de eerste duizend levensdagen in een mensenleven kritiek zijn voor de vorming en “programmering” van het lichaam voor de rest van het leven. We willen beter begrijpen welke kinderen een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van overgewicht en daaraan geassocieerde aandoeningen (zoals hart- en vaatziekten). Hiervoor onderzoeken we een hele groep kinderen, die nu tussen 5 en 10 jaar oud zijn en waarvan de zwangerschapsgegevens beschikbaar waren in een databank.
Aangezien de kinderen ondertussen gemiddeld tussen 5 en 10 jaar oud zijn, werden huisbezoeken verricht bij de gezinnen thuis. De gehele studie werd ingekleed in een superheldenthema om de kinderen te enthousiasmeren. De studiedokter speelde zelfs – geheel in superheldenoutfit – mee in een heus Youtube-filmpje en ontwikkelde studiediploma’s en superheldencapes. Na heel het land te doorkruisen, konden we van 143 kinderen informatie verzamelen over de toestand van hun bloedvaten, hun lichaamssamenstelling en voedingsgewoontes.

Karolien Van De Maele
Karolien Van De Maele combineert momenteel haar specialisatie kindergeneeskunde met een doctoraatsonderzoek in de pediatrische endocrinologie. Dit doctoraatsonderzoek is een samenwerking tussen de afdeling gynaecologie en verloskunde van het UZ/KU Leuven (supervisor Prof. Roland Devlieger) en de afdeling pediatrische endocrinologie van het UZ/VU Brussel (supervisor Prof. Inge Gies). Naast haar job in het kinderziekenhuis zet ze zich in voor het Rode Kruis Gent, Bekina vzw en de medische begeleiding van diabeteskampen.

An-Sofie Vanhouche
An-Sofie Vanhouche is doctor in de criminologie, gespecialiseerd in het onderzoeksdomein penologie: de wetenschap die zich bezighoudt met het onderzoeken van straffen. Ze combineert haar onderzoek met verschillende maatschappelijke engagementen. Zo geeft ze les in de gevangenis van Beveren aan universiteitsstudenten, gedetineerden en bewakingspersoneel en werkt ze als vrijwilliger bij Klasbak, een netwerk voor educatie in de gevangenis.
Kokkerellen in de cel
Tijdens het academiejaar 2017-2018 startte ik aan de vakgroep Criminologie van de Vrije Universiteit Brussel het onderwijsvernieuwend project ‘Samen Leren in Detentie’. Gedurende één semester gaven docenten Criminologie in de gevangenis van Beveren les over bestraffing en reïntegratie. De deelnemerslijst bestond uit twaalf masterstudenten Criminologie en twaalf gedetineerden. Na een positieve evaluatie van het project, na afloop van de eerste lessenreeks, is het vak voortaan jaarlijks ingebed in de opleiding Criminologie aan de VUB.
Sinds 2018 ben ik zelf titularis van ‘Samen Leren in Detentie’. Een vak doceren in de gevangenis is niet alleen een uitdagende, maar bovenal dankbare job. Zowel voor lesgevers, criminologiestudenten en gedetineerden zijn de interacties enorm verrijkend. We krijgen de mogelijkheid om theoretische kennis uit bestraffingsonderzoek te linken aan detentie-ervaringen van gedetineerden. Als onderzoekers willen we natuurlijk ook weten hoe studenten deze lessen ervaren. Daarom voeren we jaarlijks met enkele vrijwillige deelnemers een participatief evaluatieonderzoek. Op basis daarvan passen we de lessen aan.
Voor gedetineerden, een groep die dikwijls sterk wordt afgesloten van de buitenwereld, blijken de interacties een opportuniteit om opnieuw sociale contacten te leggen. Voor sommige gedetineerden vormen deze sociale relaties zelfs de belangrijkste meerwaarde van het project. Hier getuigt een gedetineerde:
“Het idee om zestien mensen van buiten aan te spreken bracht vooral angst met zich mee. Wat gaan ze denken? Hoe staan ze tegenover ons? Ik twijfelde of ik dit wel wou of zou durven. De dag kwam zo snel dat terugkrabbelen niet meer ging. Dus ging ik door de deur en we zouden wel zien. Toen ik daar binnen kwam, brak het zweet uit. We moesten overal tussen zitten. Na zeventien jaar ben je dit niet meer gewoon. Maar men begon te spreken en de rest ging vanzelf. Ik was aangenaam verrast hoe de interactie was.” (Getuigenis student Beveren 2, 2017)
Deze stressvolle situaties wijzen op vormen van detentieschade die gedetineerden kunnen oplopen tijdens hun vrijheidsstraf. Personen die lange tijd opgesloten blijven kunnen dikwijls niet zomaar direct opnieuw meedraaien in de samenleving. Het vraagt tijd om opnieuw aan te passen aan het leven buiten de gevangenis.
Hoewel ons onderzoek momenteel nog kleinschalig is, liggen de voorlopige conclusies in lijn met internationaal onderzoek. We hopen in de toekomst grootschaliger onderzoek uit te voeren in België om de invloed van dergelijke interacties in kaart te brengen: Faciliteren dergelijke interacties een terugkeer in de maatschappij? Welke positieve gevolgen kan dit hebben voor de samenleving en recidiverisico’s? Deze vragen zijn belangrijk om meer te weten te komen over de wijze waarop gedetineerden hun re-integratie kunnen voorbereiden.
Nieuwe medicatie voor epilepsie
Julius Caesar, Neil Young, Vladimir Lenin, Susan Boyle, Socrates… Deze personen hebben één ding met elkaar gemeen: ze hebben allemaal epilepsie (gehad). Met ongeveer 50 miljoen patiënten is het een van de meest voorkomende neurologische aandoeningen wereldwijd. De ziekte wordt gekenmerkt door het optreden van spontane epileptische aanvallen, die kunnen variëren van subtiele spiersamentrekkingen tot het verlies van bewustzijn en hevige stuipen.
In de hersenen zijn naar schatting 86 miljard zenuwcellen aanwezig, en één zenuwcel staat in contact met gemiddeld 7000 andere zenuwcellen, waardoor een erg delicaat netwerk ontstaat. De communicatie tussen deze zenuwcellen gebeurt via elektrische signalen op gerichte plaatsen en tijden. Als deze communicatie verstoord is, en grote groepen zenuwcellen gelijktijdig elektrische signalen afvuren wanneer ze dat eigenlijk niet zouden moeten, ontstaan de kenmerkende epileptische aanvallen. Zie het als een soort kortsluiting in de hersenen.
Er bestaan verscheidene medicatievormen die bij vele epilepsiepatiënten goed werken, waardoor deze mensen aanvalsvrij zijn. Jammer genoeg werkt de huidige medicatie nog steeds niet bij 30% van de epilepsiepatiënten – we noemen ze farmacoresistent – en is er dus een hoge nood aan de ontwikkeling van nieuwe therapeutische oplossingen voor epilepsie.

An Buckinx
An Buckinx is een doctoraatsstudente aan de VUB. Als neurowetenschapper is ze gefascineerd door de werking van het brein, in gezondheid en ziekte. Ze doet onderzoek naar nieuwe mogelijke therapieën voor epilepsie. Naast haar onderzoek is ze ook betrokken bij het onderwijs aan de VUB, en zet ze zich actief in voor wetenschapscommunicatie.
Dit is waar mijn onderzoek zich situeert: ik onderzoek de rol van ghreline in epilepsie. Dit eiwit vervult verschillende functies, maar is vooral bekend als het ‘hongerhormoon’, omdat het verantwoordelijk is voor dat vervelende hongergevoel waar we telkens vóór het nuttigen van een maaltijd mee gepijnigd worden. Ghreline brengt dit gevoel teweeg door te binden aan speciale ‘ghreline-ontvangers’ of ook wel ghrelinereceptoren genoemd, die zich bevinden op de oppervlakte van bepaalde cellen. Laat het nu net zijn dat er in een bepaalde hersenregio die vaak aangetast is bij farmacoresistente epilepsie, heel veel van die ghrelinereceptoren aanwezig zijn op de zenuwcellen. In verschillende preklinische studies is dan ook al aangetoond dat ghreline epileptische aanvallen kan tegengaan, maar hoe dat precies gebeurt is nog niet volledig duidelijk.
Ghrelinereceptoren staan in contact met zowel de buitenkant, als de binnenkant van een cel. Wanneer ghreline bindt aan de receptor, verandert de vorm van die receptor. Omdat de receptor ook in contact staat met de binnenkant van de cel, verandert deze vorm ook hier, waardoor er in de cel allerlei moleculaire processen in gang kunnen schieten. Omdat ghreline leidt tot de activatie van verschillende moleculaire processen tegelijk, is tot nu toe nog niet volledig duidelijk welk proces precies een epileptische aanval kan tegengaan.
Daarom hebben wij onderzoek gevoerd naar diverse moleculen die, net zoals het eiwit ghreline, binden aan de ghrelinereceptor. Deze moleculen veranderen de vorm van de receptor allemaal op een andere manier, en zullen dus niet altijd de verschillende moleculaire processen tegelijk activeren. Zo hebben we kunnen aantonen welke moleculen tot veranderingen van de ghrelinereceptor leiden die epileptische aanvallen kunnen verminderen. We konden op die manier ook aantonen welke vormen van deze receptor epileptische aanvallen net zullen verergeren. Zo zijn we iets wijzer geworden uit hoe ghreline precies epileptische aanvallen tegengaat, maar verder onderzoek zal moeten uitwijzen of dit een nieuwe mogelijke therapie voor epilepsie zouden kunnen zijn.