Vermoeidheid is een steeds vaker voorkomend maatschappelijk fenomeen zowel bij volwassenen als bij jongeren. Voorgaand onderzoek door de Wereldgezondheidsorganisatie, verzamelde data bij 120.000 jongens en meisjes tussen 11 en 15 jaar uit Europa, Canada, de Verenigde Staten, Rusland en Israel. Daaruit bleek dat 25 procent van de jongeren aangeeft minstens één keer per week zwaar vermoeid te zijn.

Vermoeidheid wordt gelinkt aan een verhoogde Body Mass Index. BMI werd tijdens de negentiende eeuw ontwikkeld door Gentenaar Adolphe Quetelet. Het is de verhouding tussen het lichaamsgewicht in kilogram en de lichaamslengte in meter, in het kwadraat. Deze index wordt voornamelijk gebruikt om onder- en overgewicht op te sporen.

De meest gekende BMI-waarden zijn 25 en 30 kg/m2, dit zijn respectievelijk de waarden voor overgewicht en obesitas. Weinigen weten echter dat deze waarden de referentie zijn voor volwassenen (18+). Voor kinderen en adolescenten worden andere waarden gehanteerd die specifiek zijn voor het geslacht en de leeftijd. Men stelt BMI vaak ten onrechte gelijk aan het vetpercentage in het lichaam. De waarheid is genuanceerder: een bodybuilder kan gemakkelijk een BMI van 30+ hebben met een vetpercentage van minder dan 5%.

“Men stelt BMI vaak ten onrechte gelijk aan het vetpercentage in het lichaam. De waarheid is genuanceerder: een bodybuilder kan gemakkelijk een BMI van 30+ hebben met een vetpercentage van minder dan 5%.”

In mijn onderzoek werden 452 jongens en meisjes uit het middelbaar onderwijs in Antwerpen onderzocht en ingedeeld volgens vermoeidheid: laag -, matig – en hoog vermoeid. Hieruit bleek dat deze 3 groepen gelijkaardige BMI-waarden, namelijk 22kg/m2, hebben maar toch verschillen in vetpercentage vertonen tussen. Het vetpercentage werd bepaald door een techniek die ‘Bioelectrical Impedance Analysis’ heet. Daarbij wordt met een elektrische stroom de weerstand van het lichaam gemeten, op basis van deze meting wordt het vetpercentage voorspeld.

“Leerlingen met een hoger vetpercentage en minder fysiek actieve leerlingen gaven aan meer vermoeidheid te ervaren.”

Leerlingen met een hoger vetpercentage en minder fysiek actieve leerlingen gaven aan meer vermoeidheid te ervaren. Uit deze resultaten blijkt er een wisselwerking tussen vermoeidheid, lichaamsbeweging en vetpercentage te bestaan. Verder tonen deze gegevens aan dat BMI voorzichtig geïnterpreteerd moet worden en dat het bepalen van het vetpercentage een noodzakelijke aanvulling is. Om vermoeidheid tegen te gaan, moeten we adolescenten aanmoedigen om meer te bewegen en een gezonde levensstijl aan te nemen.