Erasmushogeschool Brussel onderzocht hoe burgemeesters en schepenen in Vlaamse centrumsteden de regiojournalistiek ervaren, en zal volgende herfst regiojournalisten vragen hoe zij de relatie met lokale beleidsmensen beleven. Van veel kritisch waakhondgehalte lijkt alvast geen sprake: regiojournalisten staan onder druk en hebben veel te weinig tijd om zich te kunnen vastbijten in dossiers, stellen veel burgemeesters en schepenen.

 

De journalistiekopleiding van EhB  voerde dit academiejaar diepgaande interviews met  27 burgemeesters en schepenen in Vlaamse centrumsteden: Antwerpen, Gent, Hasselt, Oostende, Genk, Turnhout, Mechelen, Leuven, Roeselare, Aalst,  Brugge en Kortrijk. Ze polste naar hun ervaring met onder meer de kennis terzake en de onpartijdigheid van regiojournalisten, de evolutie van de regiopers, de strategie om items in het nieuws te krijgen en hoe close de relatie met plaatselijke journalisten is.  Enkele markante bevindingen uit de interviews met beleidsmakers:

Geen kuitenbijters

“Ik moet van hen leven en zij moeten van mij leven, zo gaat dat nu,” stelde een van de bevraagden. Een ander vergeleek de relatie met ‘un marriage de raison’. De journalisten moeten dagelijks een aantal artikels ophoesten, de beleidsmakers hebben nood aan zoveel mogelijk exposure. Het belet burgemeesters en schepenen niet om kritisch te zijn voor de regiopers. Ze ventileerden behoorlijk wat frustratie over het niveau van kennis van regioreporters. Naast een aantal ervaren rotten in het vak, blijken er nogal wat onervaren reporters artikels te plegen die te wensen over laten. Enkele bevraagden konden er wel begrip voor opbrengen, met verwijzing naar de hoge druk waaronder journalisten werken voor een soms beperkte vergoeding, en naar het feit dat ze van alle markten thuis moeten zijn, wat wel een erg grote spreidstand betekent. De overgrote meerderheid van de 27 bevraagden toonde zich ontevreden over het checken van informatie. Velen maakten melding van ‘copy paste journalistiek’, of redelijk klakkeloos overnemen van persberichten, en soms ook van geruchten op sociale media. Voor de journalist als kuitenbijter, die zich in netelige dossiers inwerkt en onaangename waarheden naar boven spit, zeggen de beleidsmakers alvast niet bang te zijn. Dat soort exemplaren loopt niet echt rond in de regiojournalistiek, of het moesten enkele uitzonderingen op de regel zijn. Een beleidsmaker vergeleek de regiojournalistiek eerder met ‘een schoothondje’.

Sociale media als vijfde macht

Sociale media vormen voor hen wel aanleiding tot bezorgdheid en wrevel.  Ooit was er het fenomeen van ‘Jos aan de toog’: wat Jos aan kritiek spuide, passeerde zonder veel aandacht. Met ‘Jos op Facebook’ is het een ander verhaal. Zijn klachten krijgen ineens een ander dimensie: ze zijn een interessante bron van plaatselijk nieuws. Of dat nieuws nu klopt of niet, de regiopers wordt makkelijk getriggerd door berichten op sociale media. Te makkelijk, vinden heel wat bevraagden.  Een ervan verwoordde het zo: “Bepaalde mensen krijgen vaak een immense megafoon. Die staat niet in verhouding tot wat ze maatschappelijk relevant zijn. Maar ze krijgen die wel, en ze krijgen die herhaaldelijk.” Een gegeven dat een andere gesprekspartner tot de uitspraak bracht dat we nu, naast wetgevende, uitvoerende en gerechtelijke macht, plus de media als ‘vierde macht’, ook moeten rekening houden met ‘sociale media’ als vijfde macht. Elke dag brengen de media wel een verhaal over nieuws dat gepuurd is uit sociale media. Love it or hate it, lokale beleidsmensen en journalisten staan hoe dan ook voor de uitdaging om  matuur om te gaan met de stroom aan quotes, geruchten, suggesties….

Kennissen of vrienden?

En hoe zit het met de relatie tussen beide groepen: gaan beleidsmakers en regiojournalisten bij elkaar op de koffie? Vragen ze elkaar wel eens advies, bijvoorbeeld over mediastrategie? Durven ze uit de biecht te klappen bij elkaar? Geen evidente vragen in tijden dat etentjes beleidsmakers in verlegenheid kunnen brengen, of toch de perceptie van partijdigheid kunnen creëren. Desalniettemin gaven vijf bevraagden toe dat ze een vriendschapsrelatie hebben met bepaalde journalisten.  Daarentegen zeiden twaalf beleidsmensen dat dit ‘not done’ was.

Wie wel bevriend was, gaf aan dat dit de zaken niet vergemakkelijkte: het was voor sommigen extra reden om die vriend niet te bevoordelen bij het verstrekken van informatie. Anderzijds gaven ze ook wel aan dat ze makkelijker exposure kregen door die vriend, en  weinig kritisch benaderd werden. Kortom: eenvoudig is zo’n vriendschap niet. De meesten hielden het bij ‘een goede, informele relatie’ of ‘goede kennissen’, met wie je wel eens een pint drinkt bij een event of na een persconferentie, of wanneer je elkaar tegenkomt  in de stad. Dan wordt er heel wat nuttige informatie uitgewisseld: over hoe een bepaald item best in het nieuws te brengen, of dat er een nieuwsitem zit aan te komen. Er kan dan ook wat contextinformatie over een kwestie meegegeven worden. Ofschoon enkele bevraagden zegden zich hier ver van af te houden, zagen de meesten hier het nut wel van in: beide groepen hebben elkaar nu eenmaal nodig. En komen elkaar geregeld tegen.

Volgende herfst zullen we horen of de regiojournalisten dezelfde inschattingen maken over de relatie tussen journalisten en beleidsmakers en over de kwaliteit van de regioverslaggeving. Sommige bevraagden menen alvast dat er onvoldoende investering is in regiojournalistiekom een sterke kwaliteit te waarborgen.

Foto bovenaan: © www.iostockphoto.com